Lesdoelen
- De kinderen maken samen afspraken voor in de klas.
- De kinderen geven aan wat ze (niet) fijn vinden.
- De kinderen tonen of vertellen waarom ze iets (niet) fijn vinden.
Vaardigheden
- Argumenten geven
- Filosoferen
Eindtermen
Lager
Mens en maatschappij
MM 1.4 De leerlingen kunnen in concrete situaties verschillende manieren van omgaan met elkaar herkennen, erover praten en aangeven dat deze op elkaar inspelen.
MM 1.7 De leerlingen hebben aandacht voor de onuitgesproken regels die de interacties binnen een groep typeren en zijn bereid er rekening mee te houden.
Nederlands
NL 1.9 De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen) op basis van, hetzij de eigen mening, hetzij informatie uit andere bronnen, de informatie beoordelen die voorkomt in: een gesprek met bekende leeftijdgenoten.
Sociale vaardigheden
SV 1.2 De leerlingen kunnen in omgang met anderen respect en waardering opbrengen.
SV 1.3 De leerlingen kunnen zorg opbrengen voor iets of iemand anders.
SV 1.4 De leerlingen kunnen hulp vragen en zich laten helpen.
SV 2. De leerlingen kunnen in functionele situaties een aantal verbale en niet-verbale gespreksconventies naleven.